De combinatie van sarcopenie en obesitas wordt sarcopene obesitas (SO) genoemd. Sarcopene obesitas wordt gekenmerkt door afname van spiermassa en spierfunctie bij ouderen, in combinatie met te hoog lichaamsgewicht en verhoogde vetmassa. In het wetenschappelijk tijdschrift Nature reviews endocrinology is in februari een artikel verschenen over de huidige stand van zaken rond dit gezondheidsprobleem.
Sarcopene obesitas
Het onderzoeksgebied naar sarcopene obesitas is nog relatief nieuw. Pas in 2022 hebben de European Society for Clinical Nutrition and Metabolism (ESPEN) en de European Association for the Study of Obesity (EASO) met universeel erkende criteria een definitie vastgesteld waarmee de aandoening kan worden gediagnosticeerd. Vanwege het steeds hogere percentage volwassenen met obesitas en een steeds ouder wordende bevolking is de verwachting dat sarcopene obesitas een steeds groter probleem wordt. Sarcopenie is gerelateerd aan een verhoogde kans op ongunstige uitkomsten, waaronder vallen, breuken, lichamelijke beperkingen en sterfte. Bij ouderen heeft sarcopene obesitas aanzienlijke gevolgen voor de gezondheid, met invloed op de mortaliteit, comorbiditeiten en het risico op het ontwikkelen van geriatrische syndromen. De lichamelijke gevolgen zijn omvangrijk waaronder leververvetting, insulineresistentie, hormonale veranderingen, oxidatieve stress en inflammatie.
Behandeling
Sarcopene obesitas wordt momenteel behandeld met leefstijlinterventies, lichaamsbeweging, voeding en medische therapieën. Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen wat de beste behandelstrategieën zijn. Volgens de auteurs moet gedacht worden aan leefstijlinterventies gericht op in elk geval voeding en beweging.
Ook zien zij bij de behandeling een rol weggelegd voor de nieuwste medicamenteuze behandelingen van obesitas en het inzetten van digitale technologie bij patiëntgerichte zorg.
Voedingsinterventies
De auteurs noemen voedingsinterventies een belangrijke strategie om sarcopene obesitas te voorkomen en te behandelen. Ze bespreken diverse vormen van calorierestrictie waarbij de voorkeur bestaat voor een beperkte restrictie om gewichtsverlies langzaam te laten plaatsen zodat er geen groter spiermassaverlies optreedt. Gelijktijdig zou de eiwitinname duidelijk verhoogd moeten worden met extra aandacht voor de eiwitkwaliteit en eventuele suppletie van specifieke aminozuren zoals leucine om de spierafbraak te verminderen. Steeds meer bewijs komt er volgens de auteurs ook voor de rol van specifieke nutriënten bij de spieropbouw als vitamine D, E en C, omega-3-vetzuren en isoflavonen. Meer onderzoek hiernaar is volgens hen nodig.