In de afgelopen decennia is de behandeling van kinderkanker zodanig verbeterd, dat de overlevingskansen tot ongeveer 80 procent zijn toegenomen. Maar de behandelingen gaan wel gepaard met vervelende bijwerkingen, zoals misselijkheid, braken en ontsteking van het mondslijmvlies. Deze bijwerkingen beïnvloeden de voedingsinname en vergroten het risico op ondervoeding. Ook reuk– en smaakveranderingen veroorzaakt door chemotherapie kunnen de voedingsinname in gevaar brengen. Het reukvermogen speelt een belangrijke rol in het opwekken van eetlust en het smaakvermogen bij de keuze om iets wel of niet te eten. Een slechte voedingstoestand is een risicofactor voor meer infecties, een verminderde overleving en een lagere kwaliteit van leven bij kinderen met kanker. Voor een kind dat een behandeling voor kanker ondergaat is het dus extra belangrijk dat het goed gevoed is en blijft.
Eetgedrag en kwaliteit van leven
Van den Brink onderzocht bij het Prinses Máxima Centrum in Utrecht de aard en omvang van reuk- en smaakveranderingen en de invloed hiervan op het eetgedrag en de kwaliteit van leven bij kinderen met kanker. Ze volgde 94 kinderen tussen 6 en 18 jaar tijdens en na chemotherapie. De reuk- en smaakfunctie werden gemeten op verschillende momenten tijdens de behandeling: 6 weken, 3 maanden en 6 maanden na diagnose en 3 maanden na de laatste chemokuur.
Gevoelig voor geur en smaak
De testen laten zien dat kinderen na een chemokuur over het algemeen gevoeliger te zijn voor geuren dan gezonde kinderen. Vooral kinderen die behandeld werden voor acute lymfatische leukemie bleken een hoge reukgevoeligheid te hebben. Daarentegen lijkt de smaakfunctie verminderd te zijn tijdens de chemokuur. Smaakverlies lijkt relatief vaker voor te komen bij kinderen met lymfomen en solide tumoren. Naast de testen heeft Van den Brink ook vragenlijsten gebruikt en kinderen geïnterviewd. Uit de vragenlijsten blijkt dat 63 procent van de kinderen zegt dat het eten niet goed smaakt en dat 48 procent misselijk wordt van voedsel of geuren. Dit heeft een negatieve invloed op hun kwaliteit van leven. Daarnaast hebben veel kinderen last van geuren in hun omgeving, zoals etensluchtjes, de geur van alcohol maar ook het parfum van zorgverleners.
Van zoet naar hartig
Zo’n 60 tot 80 % van de ondervraagde kinderen met kanker gaf aan smaakveranderingen te ervaren. De kinderen hadden hierbij vooral last van dat iets anders smaakte dan voorheen en niet zozeer van veranderingen in intensiteit of gevoeligheid. Sommige kinderen hadden ineens een voorkeur voor hartige producten als een frikadelbroodje, terwijl ze voorheen gek waren op chocola. Over het algemeen zag Van den Brink dat zoet minder lekker gevonden werd en kinderen meer voorkeur kregen voor hartige smaken. Maar er waren ook kinderen die juist voorkeur hadden voor neutrale producten met weinig geur en smaak.
Individueel voedingsadvies
Reuk– en smaakveranderingen komen heel vaak voor bij kinderen met kanker. Soms kunnen geuren en smaken beter of slechter worden waargenomen, soms zijn ze compleet anders dan voorheen. Van den Brink heeft algemene tips die kunnen helpen bij kinderen die geur versterkt waarnemen, zodat ze hier minder last van hebben: ‘Laat ze drinken via een rietje. Koude gerechten gaan vaak ook beter, omdat deze minder geur hebben. Bij smaakveranderingen en gebruik van medische voeding kan het helpen om te variëren met diverse smaken. Ook het mengen van de medische drinkvoeding met yoghurt of fris ijs kan helpen.’ Omdat de veranderingen in reuk en smaak zo verschillen per kind, is een individueel (voedings)advies volgens Van den Brink de beste aanpak om met reuk– en smaakveranderingen om te gaan. Ze pleit er daarom voor dat zorgverleners meer voorlichting krijgen over het optreden van reuk– en smaakveranderingen en over de gevolgen ervan. Zij kunnen daardoor vaker doorverwijzen naar een diëtist voor optimale begeleiding op het gebied van reuk– en smaakveranderingen bij kinderen met kanker.
Bron: Prinses Máxima Centrum