Veel kinderen eten al van jongs af aan te veel calorierijk voedsel en te weinig groente. Van Vliet onderzocht de rol van de ouders hierin. Ze analyseerde tijdens haar promotieonderzoek het eetgedrag van kinderen van de geboorte tot de leeftijd van 36 maanden. Ze verzamelde gegevens over de ontwikkelingen van kinderen op het gebied van voeding. Aan deze studie deden ruim 240 ouder-kind-paren mee. Er werden 2 verschillende interventies gedaan vanaf de eerste hapjes vaste voeding tot 36 maanden, met evaluaties op de leeftijden van 18 en 24 maanden. Het doel van het onderzoek was om te achterhalen welke aanpak het meest effectief is in het bevorderen van gezond eetgedrag.
Twee interventies
Het speerpunt van de eerste interventie was het bevorderen van het eten van groente: de kinderen kregen volgens een vaststaand schema groenten aangeboden, met na 12 maanden nog 5 telefonische adviesgesprekken. In de 2e interventie werd vooral gekeken naar het “hoe” van het eten, en dan met name het sensitieve voedingsgedrag van de ouders. Hierbij werden de eetsessies gefilmd en kregen de ouders achteraf feedback op hun aanpak. Hierna gingen sommige ouders iets sensitiever te werk en stopten ze bijvoorbeeld met het aanbieden van eten als het kind aangaf genoeg te hebben gehad. Maar videocoaching alleen zorgde vooralsnog niet voor significant beter eetgedrag (meer groente eten, niet meer eten bij geen honger) van hun kroost. Wel werd in een groep die zowel video-coaching als adviezen over groente ontving het laagste percentage kinderen met overgewicht gevonden, op zowel 18 als 24 maanden.
De ouder bepaalt wat er wordt gegeten, het kind bepaalt hoeveel
Gezien het kleine aantal kinderen met overgewicht onder de 36 maanden, kunnen hier nog weinig conclusies aan verbonden worden. Van Vliet: ‘Ik raad ouders wel af om te veel druk uit te oefenen dat kinderen altijd hun bord moeten leeg eten. Het is van belang dat kinderen al jong hun eigen gevoel van vol zitten herkennen. De ouder bepaalt wat er wordt gegeten en wanneer, het kind bepaalt hoeveel.’ Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen of de uitkomsten uit dit onderzoek standhouden. En volgens Van Vliet is het ook interessant te gaan kijken of onder bepaalde groepen de uitkomsten anders zijn. Onder groenteweigeraars bijvoorbeeld of onder kinderen uit gezinnen in kwetsbare wijken.
Bron: Universiteit Leiden