In het kader van de Dag van de Diëtist (19 september) stelden we kinderdiëtist Olga Benjamin van het Netwerk Kinderdiëtisten 5 vragen.
1. Wat voor patiënten zie jij vooral?
‘Ik werk bij Noordwest Ziekenhuisgroep in Alkmaar en heb 2 mooie specialismen: jongeren met een eetstoornis, zoals anorexia nervosa, en kinderen met een voedselallergie. Die laatste groep varieert van baby’s met een koemelkallergie tot pubers met een pinda- of notenallergie.’
2. Waaruit bestaat jouw behandeling?
‘Bij de jongeren met eetstoornissen werken we als kinderdiëtist nauw samen met de kinderarts en de psychiater uit de jeugd-GGZ (geestelijke gezondheidszorg, red.). Samen begeleiden we de jongeren intensief bij het weer gezond krijgen van het voedingspatroon, het gewicht en de mentale gezondheid. Bij de kinderen met een voedselallergie spelen we een belangrijke rol bij de preventie en diagnose. Ook begeleiden we ouders en kinderen bij het aanleren van hun eliminatiedieet. En we begeleiden kinderen die over een allergie heen zijn gegroeid door allergenen te herintroduceren.’
3. Welke rol speelt medische voeding in jouw adviezen?
‘Als het jongeren met een eetstoornis niet lukt om zelf voldoende binnen te krijgen, dan kan drinkvoeding uitkomst bieden en soms is sondevoeding nodig. En flesgevoede baby’s met een koemelkallergie zijn aangewezen op een koemelkvrije dieetzuigelingenvoeding.’
4. Waarom zijn diëtisten belangrijk?
‘Als diëtist staan we naast de patiënt en kijken we samen – zonder oordelen – naar de mogelijkheden op het gebied van voeding, passend binnen de behandeling. We zijn paramedici met een 4-jarige HBO-opleiding en vaak nog aanvullende post-HBO-opleidingen, zoals kinderdiëtetiek, prematurenvoeding en eetstoornissen in mijn geval.’
5. Heb je een voorbeeld van de belangrijke rol van kinderdiëtisten?
‘Als kinderdiëtist kunnen we voedselallergie helpen voorkomen. Hoe mooi is dat! Dat doen we door ouders te helpen bij het vroeg introduceren van voedingsmiddelen als pinda en ei bij hun baby, ook als ouders daar bang voor zijn omdat er bijvoorbeeld allergie in de familie voorkomt. Vroeger werden allergenen dan vaak vermeden, maar tegenwoordig weten we dat juist vroege introductie de ontwikkeling van een voedselallergie kan helpen voorkomen. Bij kinderen met een voedselallergie begeleiden we ouders om regelmatig te kijken of het allergeen alweer verdragen kan worden. Zo zijn de meeste kinderen rond de 2e verjaardag over een koemelkallergie heen gegroeid. Daarmee voorkomen we dat ze onnodig lang een dieet volgen. Want we gunnen alle kinderen zoveel mogelijk plezier met eten en drinken.’